Maestro Jochem Uytdehaage
Tijdens het dansen was me regelmatig
opgevallen dat mijn conditie niet best was. Ik
heb een zittend en liggend leven, van nature liever lui dan moe, van kwaad
tot erger. Je kunt er wel oud mee worden. Maar toen ik laatst met vriendin
Astrid op de vuist ging om het enige stoeltje in een lift dat ons naar de
eerste verdieping van een gebouw moest brengen, wist ik: ik
moet op sport.
Mijn kloris is een beweeglijk type, iedere week jogt hij zich een slag in
de rondte, dus om mijn fysieke toestand te verbeteren, hoefde ik mij in feite
alleen maar bij hem aan te sluiten. Het is natuurlijk ook gezelliger samen.
Nu gaat mijn vriend graag op stijl, dus hij draagt bij het joggen speciale
nauwsluitende meewerkende kleding die wellicht door NASA ontwikkeld is en
hij heeft ook speciale, maar erg lelijke joggingschoenen met luchtbellen,
zodat je in ieder geval blijft drijven als je onderweg onvoorzien in een sloot
terecht komt.
Ik daarentegen jog in een pyjamalegging, een oude sweater en canvas Rucanor-gympen
die ik ooit blijmoedig gekocht heb, maar nooit in de gelegenheid kwam ze te
dragen.
De eerste keer dat wij op pad
gingen, kreeg ik van mijn vriend les in joggen, want daar mankeerde nogal
wat aan. Ik flapte met mijn voeten, zodat het volgens hem net leek alsof ik
op zwemvliezen rende. Ik vond dat wel meevallen, want toen we in het park
op het gras gingen hollen, hoorde je me niet meer flappen. Want laten we wel
wezen, joggen is simpel, iedereen kan joggen.
Welnu, ik moet zeggen, na een reeks holpartijen is mijn conditie er niet beter
op geworden, maar het is wel goed voor de geest. Want onder het hollen komt
er zoveel vulligheid bij mij omhoog, zoveel narigheid, gevloek en chagrijn,
dat ik niet wist dat ik het in me had. Het gedraaf tart mijn gezonde verstand
zo erg, dat er allemaal onredelijke giften omhoog komen. En die moeten er
allemaal uit. Na het rennen
voel ik me dan ook heel opgelucht, dus het is zeker ergens goed voor.
Maar nu ben ik geblesseerd aan
mijn hiel. Door die Rucanor-gympen. Daar heb je toch weinig houvast aan en
ondanks twee paar sokken kwamen mijn voeten volgens de wetenschap niet erg
zacht neer.
Ik stop met joggen, niet om mijn blessure, daar groei ik wel overheen. Ik
stop om de blik van Jochem Uytdehaage, kampioen schaatsen. Zijn vader en moeder
wonen bij ons in de buurt en Jochem stond op straat met hen te praten toen
wij ons rondje deden. Dus toen mijn blessure opspeelde en ik drie meter achter
mijn kloris aanhinkelde met flappende Rucanor-gympen, zag ik Jochem donker
naar mij kijken. En zijn blik sprak boekdelen, het was zeer duidelijk: ik
was een schande voor de sportende soort...
Nou, die blik hakte er in hoor. Al mijn zelfvertrouwen in één
klap aan gort. Ik schaamde mij rot. Ik wil er vanzelf maling aan hebben, maar
ik ben veels te gevoelig voor zo'n blik. En nu ik erover denk, ben ik bij
nader inzien ook liever lui dan moe.


Maestro Jochem Uytdehaage